Royal HaskoningDHV (RHDHV) voert allerlei uiteenlopende onderzoeken uit: van het bestuderen van vleermuizen tot het maken van een gedetailleerd spoorontwerp. We vroegen projectmanager Joost Hooning van RHDHV waarbij het bureau zoal betrokken is. Om de rol van RHDHV te verduidelijken, maakt Joost een indeling op drie hoofdlijnen: MER, techniek en PIP
– MER: wat zijn de effecten op de omgeving?
Voordat er een besluit valt over de spoorverdubbeling Heerlen-Landgraaf worden de effecten op het milieu en de omgeving onderzocht en in beeld gebracht in de milieueffectenrapportage. Hiervoor doet RHDHV een hele rits aan onderzoeken. Een aantal voorbeelden:
Onderzoek naar vleermuizen (afgerond)
In ieder seizoen is door ecologen onderzoek gedaan naar vleermuizen met behulp van een bat-detector. Joost: “Aan het geluid dat werd waargenomen weten we dat er vleermuizen zijn en wat ze in het gebied doen. Het gebied blijkt geen verblijfplaats, maar wel een jachtgebied.” Er zal dus met voorzichtigheid te werk moeten worden gaan, mochten er voor dit project bomen gekapt moeten worden.
Nulmeting trillingen en geluid (afgerond)
Dit onderzoek is in september 2017 afgerond. Er zijn vier adressen geselecteerd op basis van de nabijheid van het spoor en de kunstwerken (viaducten). Joost: “De nulmeting is gedaan om een zo nauwkeurig mogelijk beeld te krijgen van wat er gebeurt als er een goederentrein voorbijkomt. De uitkomst kan invloed hebben op het ontwerp van het nieuwe spoor of de maatregelen die genomen worden. Denk aan extra demping als daar aanleiding voor zou zijn. Of extra maatregelen die we moeten inpassen in het ontwerp.”
Geluidsonderzoek (eind 2017)
Joost: “Van ProRail krijgen we een prognose van het treinverkeer in 2030. Wat betekent dat aan geluid overdag, in de avond en de nacht? We leggen de prognose naast de landelijk vastgestelde geluidproductieplafonds. Hoe verhouden die twee zich tot elkaar? Blijven we eronder, dan is er niets aan de hand. Gaan we er overheen? Dan moeten we aanvullende maatregelen nemen om geluidsoverlast tegen te gaan.” Als voorbeeld noemt Joost geluidsschermen en raildempers. Deze laatste worden aan het spoor bevestigd en dringen het geluidsniveau terug.
Bodemonderzoek (2018)
De aanleg en het gebruik van het spoor kunnen van invloed zijn op de bodemkwaliteit. Joost: “Maar wat is die invloed? Dat onderzoeken we vooraf. Maar ook de mogelijke bodemeffecten als gevolg van de mijnbouw. In hoeverre is dat een risico voor het project? Er zijn allerlei rapporten waarin is vastgelegd waar de mijnbouw precies heeft plaatsgevonden. Waar de plekken zijn met relatief veel mijngangen en hoe groot de kans is dat die mijngangen gevuld zijn met water. Kan dat tot instabiliteit leiden? Dat gaan we onderzoeken. Tijdens de bewonersavonden ben ik hierover verschillende malen aangesproken; dat we daar echt goed op moeten letten.”
Archeologische vondsten (2018)
Ook een bureauonderzoek naar de kans op archeologische vondsten is een vereiste. Joost: “Als het onderzoek de verwachting oplevert dat er wellicht iets kan worden aangetroffen op het traject, dan moet er veldonderzoek gedaan worden.”
Bomen (afgerond)
Alle bomen aan en langs het spoor zijn in kaart gebracht en van een kwaliteitsoordeel worden voorzien. Joost: “We weten nu waar alle – waardevolle – bomen staan. We hebben natuurlijk al een globaal idee van het ontwerp. Maar welke bomen er nu precies weg moeten, dat hangt uiteraard af van het definitieve ontwerp.”
Trillingen (eind 2017)
Joost: “Ook hiervoor gebruiken we de prognose van ProRail over het treinverkeer in 2030. We berekenen de toename van trillingen als gevolg van het extra gebruik van het spoor. Met andere woorden: we vergelijken de situatie zonder project met de situatie die ontstaat nadat het project gerealiseerd is. Dan kan de Drielandentrein gaan rijden. En kan de intercity uit Eindhoven doorgetrokken worden naar Aken, Keulen zelfs. Dat nemen we mee in het onderzoek.”